-
1.1 VERDIEPINGSOPDRACHT 11: TEST JE KENNIS 1 (20 PT)
Wat is de opdracht?
In deze opdracht test je je kennis over ‘De ouder wordende cliënt met een
verstandelijke beperking’. Je krijgt tien vragen die je beantwoordt.
1. Benoem twee overeenkomsten tussen de gemiddelde oudere mens en de oudere mens met een verstandelijke beperking?
Twee overeenkomsten zijn: beide kunnen beperkingen krijgen in hun beweging, beide hebben kans op dementie, hun sociale leven wordt minder, minder contacten met andere.
Trage motoriek en reflexen, geheugenproblemen.
2. Op welke levensgebieden kunnen oudere cliënten te maken krijgen met veranderingen en/of problemen?
Lichamelijk en psychische
3. Welke stelling klopt?
B. Een gezonde leefstijl is noodzakelijk voor de ouder wordende cliënt.
C. Goed overleg met de cliënt en eigen regie zijn ook bij een gezonde leefstijl belangrijk.
4. Wat zijn de verschijnselen van dementie? Kies het antwoord dat klopt.
A. Onrustig, boos worden, heel actief worden, verandering van karakter
B. Verlies van initiatief, angst, onrust en dwalen, moeite met oriëntatie
C. Emotioneel labiel, moeite met oriëntatie, actief worden, veel slapen
D. Veel slapten, punctueel zijn, emotioneel labiel, onrustig en dwalen
5. Welke stellingen kloppen? Er zijn meerdere antwoorden mogelijk.
A. 40% van de oudere wordende cliënt heeft een inactieve leefstijl.
B. Een derde van de ouder wordende cliënten voelt zich niet fit.
C. Bewegen en gezond eten moeten extra gestimuleerd worden bij de ouder wordende cliënt.
6. Wat zijn aanwijzingen dat het gezichtsvermogen van iemand minder wordt?
Vaak struikelen of botsen tegen mensen en voorwerpen.
De handen gebruiken om voorwerpen te herkennen.
7. Wanneer worden psychiatrische problemen bij mensen met een verstandelijke beperking vaak pas herkend?
Als ze met hulpverlening in aanraking komen, meestal is dat pas als er problemen zijn zoals het wegvallen van het eigen netwerk, het verlies van werk en vaste dag structuur, de gevolgen van jarenlange medicatie gebruik, het niet meer bestand tegen overvragen van degene.
8. Hoe reageert iemand met een ernstig verstandelijke beperking als het om dood, verlies en rouw gaat?
In eerste instantie reageren ze schijnbaar nuchter op het overlijden van iemand, vragen over het overlijden hebben vaak betrekking op het wat, hoe en waarom.
9. Wat kan een risico zijn voor onder behandeling van iemand die verstandelijk beperkt is, als je uitgaat van de risicofactoren?
Het niet herkennen van bij een verstandelijke beperking dementeerde die gevallen is een breuk heeft in zijn heup die pijn aangeeft maar omdat hij nog loopt kan het geen gebroken heup zijn.
10. Welke stelling klopt?
B. Mensen met het syndroom van Down zijn eerder ‘oud’.
C. Een combinatie van een verstandelijke beperking en dementie komt niet veel voor.
Maak jouw eigen website met JouwWeb